Somewhere in the Galaxy
Op het langwerpig door Kees Slegt beschilderde oppervlak met als titel 2003 /19 is de achtergrond diep donkerblauw tot intens paars. Het vlak wordt onderbroken en onderverdeeld door regelmatige zacht blauwe transparante banen, die voor een geruststellend raster lijken te zorgen.
Daartussendoor schitteren witte ballen van uiteenlopende afmetingen. De meeste ballen hebben een fel blauwe halo, een enkele heeft een licht groene. Het is niet duidelijk of de kleinsten het verst weg zijn. De grote en de kleine ballen lijken vast te zitten in het licht blauwe raster of is het schijn? Zijn het wel ballen? Misschien zijn het wel lichtgevende leegten.
Links zweven twee langgerekte opvallend bolle amoebeachtige vormen: een grijsblauwe en een witte. Ze verschijnen als ordeverstoorders op het moment dat de kijker een harmonische visuele regelmaat denkt te hebben gevonden.
Echter de verwachte hoofdrol krijgen ze niet. Vijf dunne knalgele pieren verspreid over het hele oppervlak zorgen ervoor dat deze amoebe naar achteren worden gedrongen. Wederom dreigt er overzichtelijkheid, maar niet voor lang: een brede vage witte baan rechtsonder zorgt ervoor dat de kijker blijft zoeken.
Er is veel ruimte te zien maar niet op een vertrouwde manier: van een geordend geheel rondom een centraal verdwijnpunt. Er is eerder sprake van een chaotische bewegende ruimte zonder middelpunt, die soms oneindig diep dan weer flinter dun oogt.
De strengheid van de regie is in tegenspraak met het woord 'chaos'. Echter de chaotische kijkervaring ontstaat hier juist vanuit de geplande enscenering. De kijker kan zich niet fixeren op een vast punt of op een hoofdzaak. Ook de combinatie van gebruikte vormen vermijden een behaaglijke harmonie. De kleuren zorgen ervoor dat deze ervaring nog intenser en vreemder inwerkt op de kijker. Dit alles wordt nog versterkt door de manier waarop de verf is aangebracht. Een systematische werkwijze, waarbij het wit van het papier is uitgespaard en de beeldlagen uiterst geconcentreerd van voor naar achter toegevoegd worden. Expressieve gebaren, zo eigen aan het materiaal, worden vermeden.
In elke laag herkent de kijker wel iets uit de zichtbare werkelijkheid, maar door de hoeveelheid stapelingen verliest hij zijn vertrouwen in wat hij denkt te zien. Het moment van interpretatie wordt vrijwel direct verstoord door de komst van een nieuwe laag. Dat wat de kunstenaar met de ene hand geeft, wordt met de andere weer weggenomen.
Hoe schitterend de kleuren ook zijn en hoe virtuoos de transparanties ook ogen, de kijker krijgt niet de mogelijkheid zich langdurig te laven aan de geboden schoonheid.
De kijker wordt door Kees Slegt in de oneindigheid geslingerd en al zoekend naar vastigheid raakt hij steeds verder van huis, Uiteindelijk belandt hij wel ergens: somewhere in the galaxy.
Frank Lisser (2004)